Samenvatting van de lezing: ‘Bodemleven in de tuin’ door Marie José Meertens.

Wat is bodemleven?

Onder bodemleven verstaan we alle levende organismen in de grond die samen een kringloop vormen: microben, schimmels, bacteriën, eencelligen, aaltjes, mijten, kevers, wormen, muizen en mollen.
Planten staan aan het begin van die kringloop: ze brengen stoffen in de aarde die ze produceren door de omzetting van zonlicht in suikers (via fotosynthese) en daar leven de schimmels en bacteriën van. De afgestorven delen van de plant worden door organismen uit de kringloop omgezet tot compost en dat kan weer op de tuin worden uitgestrooid om het bodemleven te verrijken. De bacteriën en schimmels in de grond zorgen ervoor dat de voedingsstoffen in de grond worden vrijgemaakt zodat de planten de voeding uit de grond kunnen opnemen via de wortels.
Als we de afgestorven plantendelen of de resten van planten waarvan we geoogst hebben, afvoeren en niet terugbrengen op onze tuin, onderbreken we eigenlijk de kringloop. Daardoor verarmt de grond en vernietigen we het bodemleven.

Niet spitten, maar de mulchlaag van compost die je in het najaar hebt aangebracht op de grond in het voorjaar lichtjes in werken. Als je spit verstoor je het bodemleven. Je vernietigt schimmeldraden en brengt bacteriën die leven zonder zuurstof in aanraking met de lucht, terwijl bacteriën die zuurstof nodig hebben diep in de grond stikken.
In feite heeft onze grond ieder jaar een laagje compost nodig van 2 centimeter. Niet minder, maar ook niet meer. Te veel is evenzeer slecht als te weinig. Marie José geeft aan dat er 7 kruiwagens compost nodig zijn per 100 m2. Dat betekent voor onze tuinen waar we gemiddeld 250 m2 te gebruiken grond hebben dat we jaarlijks ongeveer 18 kruiwagens compost moeten aanbrengen .
Een composthoop is dus heel belangrijk voor je tuin. Omdat je van allerlei groenten, bloemen, fruit e.d. kweekt, kun je het beste een gemengde composthoop aanleggen, waar je alle tuinresten fijngehakt of fijngesneden in verwerkt. Liefst in een mengsel van groen (verse resten) en bruin (gedroogde resten zoals stro of blad). Af en toe mag je een laagje paardenmest op de composthoop gooien om een iets rijker mengsel te verkrijgen.

Zet de composthoop regelmatig om, dan verloopt het composteringsproces sneller.
Verder is het van belang om natuurlijke vijanden (of zijn het juist vrienden?) zoals vogels aan te trekken, geen bestrijdingsmiddelen toe te passen (roundup is zeker niet biologisch, dus niet gebruiken!) en geen kunstmest te gebruiken. Bestrijdingsmiddelen en kunstmest komen in het grondwater terecht en vernietigen daar het bodemleven.

Niet iedere plant heeft evenveel compost nodig. Daarvoor is het van belang om ieder jaar teeltwisseling toe te passen en een bepaald gewas niet vaker dan eenmaal per zes jaar op dezelfde plek te zetten. Daarbij wordt de volgende wisseling toegepast:

Peulgewassen → nachtschadegewassen → wortelgewassen → vruchtgewassen → bladgewassen → koolgewassen (kruisbloemigen) en dan weer terug nar de peulgewassen.

Dus: de kolen gaan naar een bed waar vorig jaar peulen op hebben gestaan, de peulen, kapucijners, tuinbonen en boontjes gaan naar een bed waar vorig jaar aardappelen hebben gestaan , de aardappelen komen op een bed waar wortels, pastinaken en schorseneren hebben gestaan, die wortels gaan zelf naar het bed van de pompoenen, de pompoenen schuiven door naar het bed van de andijvie, sla, spinazie e.d. die zelf dan weer op het bed van de kolen worden gezet.

Vooral bij nachtschadefamilie en de kruisbloemigen is de teeltwisseling van groot belang. De nachtschade kent zelfs een wettelijke regeling vanwege de aardappelziekte die bestreden moet worden. Voor de kruisbloemigen geldt: niet vaker dan eenmaal per 6 jaar op dezelfde plek. Kruisbloemigen zijn alle koolsoorten, boerenkool, palmkool, rode kool, spitskool, bloemkool, broccoli, maar ook: radijs, rettich en rucola horen daarbij.

Houd je je hier niet aan, dan bestaat een grote kans op knolvoet na een paar jaar. Knolvoet is een schimmelziekte en als je die in je plantmateriaal hebt, betekent dat op zandgrond dat je dan 10 tot 12 jaar geen kruisbloemigen meer kunt zetten.
Maak voor de teeltwisseling een schema, zodat je goed kunt controleren wat waar kan worden gezet. Een combinatieteelt van verschillende gewassen bij elkaar is prima. De planten beïnvloeden elkaar door wat ze uitscheiden en het rijke bodemleven dat daardoor ontstaat. Daarnaast weert het schadelijke insecten. Voorbeelden: uien of bieslook bij wortels, witte klaver tussen kool, bonenkruid bij tuinbonen, enz.

Bijmesten voor koolgewassen (die wat meer voeding nodig hebben dan andere gewassen) kan per plant door in een dieper plantgat wat compost, (ev. wat potgrond, kalk en bloedmeel) te gooien. Daar weer eerst grond overheen en daar de koolplant in uitplanten.

Overbemesting is in feite vergiftiging van de grond. De planten kunnen niet alles opnemen en daardoor krijg je nitraatvorming in de grond. Dat zorgt voor ziektes in de grond en in je planten. Die ziektes kunnen weer schadelijk zijn voor mensen en dieren.
Hetzelfde geldt voor de monocultuur: je zorgt zelf voor verzieking van de grond als je geen teeltwisseling toepast. Daarmee vernietig je het bodemleven en krijg je zieke planten.

In de winter de grond niet braak laten liggen, maar groenbemesters gebruiken. Die houden de voedingsstoffen vast en kunnen na afsterven als mulchlaag dienen.

Houtas is een goede kaliumrijke meststof bij tomaten of fruit.
Smeerwortelblad en brandnetelblad, fijngesneden tussen de planten uitstrooien of er gier van maken en daarmee gieten. Heermoesaftreksels zijn tegen schimmels werkzaam omdat het silicium uit de heermoescellen een dun laagje op de plant legt, als je het spuit. Dan kan de schimmelspore minder gemakkelijk ingroeien.

Wil je bijmesten met organische mest, zorg er dan voor dat de N, de P en de K allemaal onder de 10 zitten. Anders vernietig je het bodemleven in je tuin.

Meer info: kijk op de site van de AVVN: www.avvn.nl. Daar vind je Groentjes, kleine infoboekjes voor tuinders over een bepaald onderwerp. Je kunt ze downloaden met de code uit De Tuinliefhebber (het blad van de AVVN dat je via de post thuiskrijgt). Iedere twee maanden wisselt de code dus. Je vindt de code bij het colofon. In nr. 1 van 2012 staat de code: 1000BLAD die geldig is tot de volgende Tuinliefhebber.

Met de natuur meewerken levert minder werk en een beter resultaat op.

Het bodemleven werkt voor jou, werk het dus niet tegen!